Het dorp Rumpt

Reeds omstreeks het jaar 960 wordt Rumpt (als Rumpst) vermeld in een lijst van bezittingen van de St. Maartenskerk te Utrecht. In de loop van de geschiedenis komen we dit dorp ondermeer ook tegen onder benamingen als Rumede, Romde en Rumt. De Heerlijkheid, die alleen het dorp Rumpt omvatte, schijnt evenals Gellicum later te hebben behoord tot het Land van Arkel.

Het bestuur
Het dorp kende tot 1811 een dorpsbestuur, waarbij een schout en buurmeesters de belangen van het dorp behartigden. Het dorpsbestuur moest er onder meer voor zorgen dat belastingen voor het ambt werden omgeslagen over de dorpelingen. Rumpt lag in het Ambt Tielerwaard. De Ambtman van de Tielerwaard, die tevens ambtman van de Bommelerwaard was, was een belangrijk man. Hij was vertegenwoordiger van de graaf van Gelre. Tussen 1811 en 1978 behoorde Rumpt tot de gemeente Deil, samen met Deil, Enspijk en Gellicum. Vanaf 1978 behoort het dorp tot de gemeente Geldermalsen. .

Eimert van Doeland, de man van Anneken Hermense Hakkert was een van de schouten van Rumpt. De grootvader van Eimert was zelfs Buurmeester van Rumpt

De Boutensteinse Sluis
De Boutensteinse Sluis is gelegen aan de Polderdijk 5 te Rumpt en vormt een onderdeel van de Boutensteinse Wetering, gegraven in 1316. Daardoor konden de dorpen langs de Waal afwateren op de Linge. Voor die tijd hadden deze dorpen afgewaterd op de Waal of op de kommen. De Boutensteinse Wetering vormde samen met de Bisschopsgraaf, de Linge en de Meer bij Culemborg een verbinding tussen de Waal en de Lek. Deze vaarverbinding tussen Zaltbommel en Culemborg liep door de Boutensteinse Sluis. Met aken en schuitjes kon men producten naar de markt in Culemborg vervoeren. In de winter was dit belangrijk, omdat de wegen dan te voet of per wagen nauwelijks begaanbaar waren.

In 1474 werd een overeenkomst gesloten tussen de dorpen, die uitwaterden door middel van de Boutensteinse wetering en de stad Zaltbommel, alsmede de dorpen Geldermalsen, Deil, Enspijk, Rumpt, Gellicum, Beesd en Rhenoy, en de Abt van Marienwaerd, betreffende de vernieuwing en het onderhoud van de Boutensteinse sluis, ten Oosten van Rumpt in de Lingedijk. De stad Bommel en de dorpen Heesselt, Est, Opijnen, Neerijnen, Hiern (Waardenburg) en Tuil zouden de kosten 50/50 betalen. De aanleiding hiertoe was dat Bommel en de genoemde Lingedorpen een nieuwe wetering zouden laten graven van de Mark naar Waardenburg. Hierdoor zou een scheepvaartverbinding met de Linge, en via de Bisschopsgraaf en de Meer tot stand komen met Culemborg. Deze nieuwe vliet heette de Tuilse vliet of Oude Kuilenburgse vaart.

Maak jouw eigen website met JouwWeb